Meister Eckhart op het kruispunt van Oost en West.

Handout 2de avond  (Printbare versie als pdf)

[Fragment uit : Bruno Nagel, Eckhart op het kruispunt van Oost en West. Een persoonlijk essay,  in: André van der Braak (red.), De spiritualiteit van Meister Eckhart. Een dominicaanse mysticus in een multireligieuze samenleving, Almere (Parthenon)  2014, p. 86-96.]

 

Enkele thema's uit Eckharts prediking en hun oosterse parallellen

Ik wil hier, zonder op alle filosofische achtergronden van Eckharts denken in te gaan, enkele centrale thema's uit Eckharts prediking bespreken, die duidelijk een verwantschap vertonen met perspectieven die zich in de beoefening van oosterse meditatiepraktijken aandienen.

…..

Afgescheidenheid

Wat mij vooral treft in Eckharts mystiek is de levensnabijheid er van. Dat lijkt verwonderlijk, omdat een van de centrale thema’s in Eckharts prediking is: ‘afgescheidenheid’ of ‘gelatenheid’. Het gaat hier om een loslaten van al het uiterlijke, of zoals Eckhart het wel eens uitdrukt: “Een mens moet leeg worden van zichzelf en alle dingen.” Het klinkt erg ascetisch, vooral als hij er nog aan toevoegt, dat het eigenlijk gaat om een loslaten van alle “gehechtheid en ik-binding”. Maar door je zo terug te trekken naar binnen, weg uit een uiterlijke verhouding tot de werkelijkheid (waarin de sfeer van ‘dit en dat zijn’, van de schepsellijke veelheid en van het afgegrensde ik domineert), kom je bij een plek in je innerlijk, in je ziel, die voorbij of vooraf is aan je ik-binding, een plek van het pure zijn, dat tegelijk het stille hart van heel de werkelijkheid is. Dat is een ook uit oosterse bewustwordingspraktijken bekende weg. De weg naar binnen, de stilte in, leidt tot een nieuwe, meer open nabijheid aan al wat is.

In de zenmeditatie kwam ik in aanraking met een vergelijkbare perspectiefverwijding waarbij een zekere ruimte ontstond ten opzichte van mijn eigen voorkeur en afkeer. Juist het volgens de instructies van de leraar oefenen van aandacht voor mijn concrete zitten en ademen hier en nu, en het leren onderkennen wanneer gedachten, beelden, gevoelens e.d. met mijn aandacht op de loop gingen (in positieve of negatieve zin), en dan zonder dit te beoordelen weer met mijn aandacht teruggaan  naar mijn concrete zitten en ademen, bleek mij in contact te brengen met een grotere ruimte van mijn bewustzijn. Een bepaalde vorm van  openheid, die als het ware vooraf ging aan mijn belangen, mijn voorkeur en afkeer, en aan de gedachten en gevoelens die daarmee verbonden zijn, diende zich aan. Een proces van loslaten, dat aanvankelijk aanvoelde als verarming, bleek een nieuwe rijkdom in te houden, in meer boeddhistische termen: leeg-worden leidde tot glimpen van een nieuw soort heldere openheid.

Wat daarbij hielp, was de aansporing van de leraar om je niet aan dit soort ervaringen vast te klampen, maar iedere keer weer de ‘armoede’ van het zitten toe te laten, je verwachtingen onder ogen te zien en los te laten. Dit laatste is voor mij ook een goede hulp geworden bij andere vormen van beoefening of spirituele en religieuze praktijk. Ik ben iedere keer een beginner, en het begin ligt voor mij in een  bewust aanwezig zijn bij ‘zoals het is’, met alles wat daar op dit moment bij hoort, ook mijn ongemak, onzekerheden, mijn verlangens en vreugden, enzovoort. Pas vanuit dat beginpunt wordt het mogelijk dat  woorden, gebaren, klanken, vormen van beoefening, hun werk doen.   

Het thema ‘afgescheidenheid’ heeft bij Eckhart ook een kritische kant ten opzichte van allerlei vormen van religieuze uiterlijkheid. Daarin gaat hij heel ver. Het gaat om een loslaten van alle religieuze houvasten en instituties. Ook van alle beelden van God, en zelfs van ‘God’, de onuitsprekelijke, in zover wij door hem te noemen hem tegenover onszelf en de andere schepselen stellen. Soms noemt Eckhart God ook ‘niets’, om aan te geven dat God niet is op de manier waarop in de geschapen wereld ‘iets’ is.  In het loslaten van alle, ook religieuze, uiterlijkheid kun je in contact komen met de onvatbaar intieme eenheid van het goddelijke met jouzelf en met al wat is.

Hierin sluit Eckhart aan bij de z.g. negatieve theologie  van neoplatoonse en christelijke mystici, het niet-weten,  waarover ik André Zegveld, de vertaler van de oude Engelse mystieke tekst De wolk van niet-weten, eens hoorde zeggen: “Het woord ‘God’ gebruiken we als we het niet weten.” Het doet ook denken aan het z.g. iconoclasme, het verbrijzelen van de beelden, uit de verhalen over zenmonniken, zoals dat onder andere naar voren komt in de uitdagende spreuk: “If you meet the Buddha, kill him!”

 

Zielevonk

Juist omdat je, via die weg van de afgescheidenheid als weg naar binnen toe, komt bij het onvatbare intieme, dat in een geheimvolle eenheid verbonden is met het goddelijke en met al wat is, kan Eckhart niet veel anders doen dan voor dat intieme een arsenaal van woorden en uitdrukkingen mobiliseren. Hij spreekt bijvoorbeeld van een goddelijke ‘vonk’, een ‘licht’, een ‘burchtje’ in de ziel. Hij noemt dit ook mijn ‘grond’, en zegt daarbij dat mijn ‘grond’ ook Gods ‘grond’ is. Het is een oorspronkelijke eenheid, voorafgaand aan het onderscheid tussen God en schepselen. Je komt ermee in contact door al het schepsellijke en ook alle namen los te laten.

Dit doet mij denken aan de notie van het 'Zelf ' (Âtman) in de oude Upanishaden (8e -6e eeuw voor Chr.), die aan de wortel ligt van diverse spirituele en mystieke stromingen in het hindoeïsme. Via het onder ogen zien en daarmee ook loslaten van je identificaties met dingen buiten je (zoals bezittingen) en van je identificaties met je lijf, je ervaringen, voorstellingen en gedachten, identificaties met wat wel bij je kan horen, maar waarmee je eigenlijk niet samenvalt, kan een weg naar binnen worden gevonden, een weg naar  het meest innerlijke Zelf dat als stille heldere getuige in ieder bewustzijn aanwezig is. Dit Zelf is het licht van het bewustzijn dat al ons kennen en ervaren draagt, het licht dat in al onze vormen van kennis en bewustzijn voorondersteld is, maar dat zo vanzelfsprekend is dat we het meestal niet opmerken. Een moment van absolute openheid in ons bewustzijn, dat in de Indiase Vedântascholen als iets bovenpersoonlijks wordt gezien, dat voorafgaat  aan het gewone ik-bewustzijn. En dat daar beschouwd wordt als niet onderscheiden van Brahman, de grond van het bestaan, die alles doordringt en draagt. Hoe dichter je bij je altijd al aanwezige ware Zelf komt, des te meer realiseer je je dat je deelt in het alles-dragend zijn van Brahman.

In de zencontext spreekt men meestal niet van een Zelf, maar daar is een weg van het onder ogen zien en loslaten van grijpende en afwerende identificaties, tot aan de meest intieme toe, heel wel herkenbaar. En al zal men in de zencontext niet spreken van de eenheid of nondualiteit van Âtman en Brahman, daar vind je bij de grote Japanse meester Dogen (1200-1253) dat wie in zazen zit, contact maakt met “de [in de gewone zin] niet-waarneembare wederzijdse doordringing en ondersteuning van alle wezens.”

Het lijkt erop dat Eckhart met zijn thema ‘afgescheidenheid’ of ‘gelatenheid’ eenzelfde kant op wijst: naar een basale intimiteit met alles wat is, vooraf aan ieder onderscheid, open voor alles, ‘zoals het is’. Het wederkerigheidselement dat we in de formulering van Dogen vonden, komt bij Eckhart, op een andere manier en in theïstische termen, naar voren in het hierna volgende, tweede centrale thema uit Eckharts prediking.

 

Geboorte van God in de ziel

Je zou kunnen denken: die intieme eenheid met alles in de ‘grond’ leidt wel tot een héél stille, van de gewone wereld afgewende mystiek. Maar nu is een van de sterke kanten van Eckhart dat hij aangeeft hoe vanuit, en ingebed blijvend in, die stille oorspronkelijke eenheid zich een oorspronkelijke dynamiek voltrekt die zijn uitlopers heeft tot in de dynamiek van het dagelijkse gebeuren.

Die oorspronkelijke dynamiek komt aan de orde in een ander centraal thema in Eckharts preken: ‘de geboorte van God in de ziel’. In de éne grond van de ziel baart de Vader zijn Zoon. Soms voegt hij er aan toe dat die geboorte pas tot volle ontplooiing komt in een 'terugbaren', waarin de zuivere, ontvankelijke 'maagd' tot vruchtbare 'vrouw' wordt:  " Dat de mens God in zich ontvangt, is goed en in deze ontvankelijkheid is hij maagd. Dat God echter vruchtbaar in hem wordt, is beter. Alleen het vruchtbaar worden van de gave immers is dankbaarheid voor de gave. En daar is de geest vrouw in de terugbarende dankbaarheid, waar hij Jezus terugbaart in Gods vaderlijke hart."   Hij sluit aan bij traditionele formuleringen rond de Drieëenheid van God (Vader, Zoon en Heilige Geest), rond Jezus als de Zoon van God, en het kindschap Gods van de gelovigen. Voor het stille oergebeuren in God, waarin de mens wordt opgenomen gebruikt hij ook het beeld van de kokende pot. Het is een en al dynamiek van baren, ontvangen, geboren worden en terugbaren.

In de diepste, ongeschapen ‘grond’ van de ziel is het: een bewust 'Zoon' worden die heel zijn bestaan van de Vader ontvangt doordat deze zich helemaal geeft, en het zich helemaal teruggeven van de ziel/Zoon aan de Vader, een dynamiek van rondstromende zelf-ontlediging en radicale overgave.

 

Handelen 'zonder waarom'

Ook hier zou je nog kunnen denken: het is zo’n intiem en verborgen gebeuren, dus ver weg van mijn gewone leven. Als Zoon geboren worden uit de Vader, en in een volledige wederkerigheid zichzelf terugbarend teruggeven aan de Vader voltrekt zich in de diepste grond van de ziel. Maar Eckhart voegt er aan toe dat die geboortedynamiek doorwerkt tot in het handelen van mensen, als een ‘handelen-zonder-waarom’, dat niet op een uitwendig doel gericht is, maar spontaan, onbaatzuchtig, ‘van binnen uit’ gebeurt. Dat is de volle rijpheid van de geboorte. Zo verstaat hij in zijn beroemde preek over Martha en Maria, dat Maria nog de bevrediging van de contemplatie zocht, maar dat bij Martha de in contemplatie gegroeide verhouding als vanzelf was opengebloeid in toegewijd handelen. (Terzijde: ook in de dynamiek van Eckharts preken is iets van een spontane ‘geboorte’  te herkennen. Je vindt dat in uitdrukkingen als: “Nu ga ik iets zeggen dat ik nog nooit eerder heb gezegd” of: “Anderen hebben dit of dat gezegd, maar ìk zeg nu…..”. Het lijkt alsof het woord ter plekke spontaan ‘geboren’ wordt.)

In het Chinese taoïsme kennen we dit soort spontane handelen zonder (extern) waarom' als (wei) wu wei, (handelen door) niet-handelen. In het zenboeddhisme wordt dit beoefend in de zenkunsten, onder andere die van het boogschieten, de kalligrafie en de theeceremonie. Ieder mens kent wel zulke spontane momenten, waarin een handeling, een woord of een ervaring ‘geboren’ wordt. Als je goed kijkt is het leven ervan doortrokken, al raakt dat vaak verduisterd door zorgen en angsten om onszelf.

 

Mee-lijden

Eckhart betrekt deze spontane dynamiek ook op het spontane mee-lijden met anderen. Hij gaat daarin zeer ver. In zijn Boek van de goddelijke troost stelt hij zelfs dat God graag en spontaan mee-lijdt met de mens die lijdt. Ja, zo open en kwetsbaar is God, dat hij in zijn meelijden onvergelijkelijk meer lijdt dan de mens bij wiens lijden hij mee-lijdend betrokken is.  Meer levensnabij kan God niet zijn. Zo levensnabij is ook voor Eckhart de mystieke eenheidservaring. Bij Eckhart vinden wij dus een Godsbeeld, waaraan lijden, kwetsbaarheid en betrokkenheid, en zich werkelijk laten raken door het lijden van anderen, niet vreemd zijn. 

                Ook hier zien we een zekere parallellie, zij het in een niet-theïstische context, met de nadruk van het vroege Indiase boeddhisme op het onder ogen zien van het lijden, als ook met de meer in het boeddhisme van het Grote Voertuig in en buiten India op de voorgrond tredende rol van compassie, die soms zelfs als grondkwaliteit van het universum wordt gezien.

 

Doorbraak in de Godheid

Er is nog één belangrijk thema bij Eckhart, dat vooral zenboeddhisten, en met name de zenboeddhistische filosofen van de z.g. Kyoto-school is opgevallen: het thema van de ‘doorbraak in de Godheid’. Hij ziet dit als een terugkeer naar de oorspronkelijke eenheid, de Godheid voorbij of voorafgaand aan ‘God’, die pas ‘God’ wordt als hij tegenover de schepselen gesteld wordt. De Godheid is de verborgen, volstrekt éne dimensie die ook voorafgaat aan het onderscheid tussen de drie personen van de Drievuldigheid. In zekere zin worden hier alle ideeën en beelden die wij over God hebben, volstrekt gerelativeerd. Het is een soort radicaal afscheid van alle uiterlijke verhoudingen, en kan ook gezien worden als een radicalisering van het thema van de afgescheidenheid.

Het lijkt ook wel alsof hier een direct raakvlak is met de nondualiteit waarnaar verwezen wordt in de boeddhistische notie van ‘leegte’, die ook in het zendiscours voorkomt, en die ook wel uitgelegd wordt als een ‘niets’ dat voorafgaat aan de tegenstelling tussen zijn en niet-zijn.

De Japanse zenboeddhist Shizuteru Ueda heeft, geïnspireerd door Keiji Nishitani, een van de grote filosofen van de Kyoto-school, een studie gemaakt van het werk van Meister Eckhart. Hij promoveerde op Eckhart in Duitsland in 1965, en schreef later ook nog diverse artikelen over Eckhart en Zen. Hij ging met name in op de verhouding tussen het thema van de Godsgeboorte in de ziel en het thema van de doorbraak in de Godheid. In 1997 schreef ik een artikel over zijn werk. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat Ueda vanuit een bepaald zenperspectief beide thema's teveel scheidt. Ueda vindt Eckharts theïstische perspectief niet radicaal genoeg. Maar hij waardeert dan positief dat Eckhart in het doorbraak-motief het theïsme radicaal achter zich laat. Mijn indruk is dat Ueda te weinig oog heeft voor het aspect van zelf-ontledigend zich geven, zich ontvangen en zich teruggeven, dat in de in theïstische termen geformuleerde geboortedynamiek aan de dag treedt, en waarin bij Eckhart die oorspronkelijke verborgen leegte als het ware zichzelf dynamiseert. Ik vermoed dat voor Ueda, net als voor sommige hedendaagse lezers van Eckhart, de doorbraak in de Godheid vooral een kwestie is van het besef dat de taal tekort schiet, en dat de taal helemaal moet worden losgelaten, als je in de meest oorspronkelijke bewustzijnsdimensie komt. Maar daarbij gaat het mijns inziens bij Eckhart wel degelijk om wat je zou kunnen noemen: een ‘ontologische’ dimensie, iets wat zich werkelijk voltrekt. De meest oorspronkelijke oorsprong of grond van alles ontvouwt zich innerlijk, om te beginnen in het baren en geboren worden als innerlijke dynamiek van die ‘grondeloze grond’. De beide thema's van doorbraak en geboorte zijn bij Eckhart veel meer intrinsiek verbonden.

Eigenlijk is dat ook het geval bij het zenboeddhistische thema van de leegte en het aan het daoïsme ontleende thema van wu wei, het handelen dat als een soort dynamisch zich uitoefenen van leegte verstaan kan worden.

 

De actualiteit van Eckhart voor interreligieus leven

Zoals boven gezegd, kan Eckhart laten zien dat er mogelijkheden zijn om gegevens uit de christelijke traditie zo te verstaan dat ze open staan voor de inspiratie die tot ons komt vanuit oosterse meditatiepraktijken. Ik noem een aantal punten, die dit in verband met meervoudige religieuze verbondenheid nader kunnen toelichten, en eindig met enkele meer persoonlijke notities.

Een eerste punt is, dat Eckhart vanuit zijn achtergrond in staat is om in de teksten uit de Schrift en de bredere christelijke traditie diepere mystiek-meditatieve lagen te laten oplichten, die een meer universele betekenis hebben, of minstens een grotere basale openheid voor andere vormen van religie en spiritualiteit.

De openheid van Eckharts perspectief hangt samen met de weg naar binnen die hij wijst. De afgescheidenheid brengt je bij een soort innerlijk nulpunt, dat verwant is met wat we in meerdere oosterse meditatieve tradities vinden.

Een belangrijk punt bij Eckhart is ook zijn kritische houding ten opzichte van religieuze houvasten en instituties, die vaak een zekere exclusiviteit claimen. Allerlei vormen van uiterlijkheid bieden op zich niet echt een toegang, en zetten ons met hun regels en verplichtingen vaak op het verkeerde been. Het gaat in de afgescheidenheid om een weg naar binnen, waarbij uiterlijke houvasten worden losgelaten, en dus ook alle uiterlijke verschillen met andere articulaties van geloof of spiritualiteit hun dwingend karakter verliezen.

In de armoede van het loslaten van uiterlijkheden kom je volgens Eckhart bij de stille goddelijke vonk in jezelf, jouw grond die een is met Gods grond.  Dat is de plek waar God in jou geboren wil worden, waar het besef van Zoon van God- zijn in jou wakker kan worden en in terugbaren in de Vader voltooid kan worden.  Dit geboortethema is de uitwerking van een typisch christelijk motief. Maar het wordt door Eckhart wel aangereikt als mogelijkheid voor ieder die afgescheidenheid beoefent. Die mogelijkheid  is voor Eckhart dus niet exclusief aan Jezus van Nazareth voorbehouden. Wel mogen we aannemen dat bij Jezus de ervaring van een stille, dragende grond sterk, en voor anderen inspirerend, verbonden was met het woord 'Abba', Vader.

Eckharts geboortemotief verwijst naar een stille, verborgen dynamiek van radicale openheid, van zuiver geven en zuiver ontvangen en zuiver teruggeven, die in de theïstische en christelijk-trinitarische inkleding goed te herkennen is, ook voor wie deze inkleding niet eigen is. Bijvoorbeeld als verwant aan de verborgen wederzijdse doordringing en ondersteuning van alle wezens bij zenmeester Dogen, of het alles-dragende al-doordringende Atman/Brahman uit het hindoeïsme.

Het perspectief van de meditatieve weg naar binnen maakt mensen minder afhankelijk van religieuze vormen en instituties. In die zin past het bij een hedendaags individualisme, en bij het wantrouwen ten opzichte van instituties, vooral wanneer die exclusiviteit claimen. Maar mensen hebben meestal toch ook articulaties en gemeenschapsverbanden nodig om hun meditatieve besef te wekken en te ondersteunen. Tegelijk is het zelf zoeken van de stilte iedere keer weer nodig, en het loslaten van je greep op de dingen. En het kan je open maken voor een interreligieuze ruimte en voor wat daarin gebeurt.

Eckhart is voor mij een prachtig en iedere keer weer inspirerend voorbeeld van hoe een meditatief perspectief (ondersteund door ontwikkelingen in de traditie van het filosoferen) ruimte kan maken in het verstaan van traditionele christelijke geloofsexpressies en bijbelteksten. Zijn frisse, pittige en speelse interpretaties maken iedere keer als ik weer een van zijn teksten lees, vooral uit de preken en traktaten, iets van die ruimte in mij wakker.

Zenmeditatie is voor mij een toegang geworden tot een dieper en meer van binnenuit verstaan van mij eigen christelijke roots, en van uitingen en perspectieven uit andere spirituele tradities. Eckhart is daarbij een van de goede leer- en leefmeesters uit de christelijke  traditie. En er zijn er in die traditie en daarbuiten zoveel meer, dat ontdek ik gaandeweg.

Iedere traditie , inclusief de vormen en instituties waarin die wordt doorgegeven, heeft zijn eigen problematiek. Mijn ervaring tot nu toe is: naarmate ik meer bij de meditatieve kern kan komen, kan ik mij zuiverder richten op wat mij binnen de mij min of meer vertrouwde gemeenschapsverbanden kan voeden en waarmee ik anderen kan voeden, en kan ik beter omgaan met het vele waar ik in eerste instantie ook aanstoot aan zou kunnen nemen. Ik hoef het niet met alles eens te zijn. Sommige ervaringen in zo'n gemeenschap en met alle instituties die daaraan vastzitten kun je misschien beschouwen als een koan ―een onmogelijke vraag waarop in de zentraditie wordt gecontempleerd―een hernieuwde uitnodiging om je werkelijkheid onder ogen te zien, en om te open te staan voor wat er in jou geboren kan worden… Maar dat kan ook het geval zijn als je de pijn van een afscheid kunt toelaten en onder ogen zien.

Dit haakt meteen ook in op de problematiek van religieus ‘shoppen’, die regelmatig naar voren wordt gebracht in verband met meervoudige religieuze verbondenheid: het risico dat mensen overal alleen de krenten uit de pap halen zonder zich ècht te verbinden. Problemen met de eigen traditie of leraar moet je soms ontwijken door afstand te nemen en een andere weg te zoeken. Maar soms kan het beter zijn om, als je ook de pijn er van kunt verdragen, op een bepaalde weg te volharden. Het kan een toegang zijn tot verdieping van je perspectief en tot meer innerlijke ruimte. Iedere vormgeving aan het meditatieve pad kent zo zijn eigen moeilijkheden, en die kun je gelukkig (!) nooit helemaal vermijden.

Het verhaal over Eckhart en het proces dat hem door medebroeders werd aangedaan bij de bisschop van Keulen, en dat zich voortzette tot bij de paus in Avignon, laat zien hoe hij rustig volhardde op zijn weg. Hij had de bedoeling om als theoloog de kerkelijke leer uiteen te zetten en in zijn prediking dichter bij de mensen te brengen. Hij verdedigde dat ook. Toch werden een aantal stellingen die men uit zijn werk gedestilleerd had veroordeeld. Eckhart heeft al tijdens het proces gezegd, dat hij niet wilde afwijken van de leer. We weten niet precies hoe hij dat heeft bedoeld. Ik zou zeggen: het ging hem niet om leerstellingen, maar om de weg naar binnen als toegang naar datgene waar het in die leer eigenlijk om zou kunnen gaan.

Opmerkelijk is, dat gemeld wordt dat Eckhart rond 1328 tijdens het proces, in Avignon of daar ergens in de buurt overleden is. Het is niet bekend waar precies en hoe. Hij lijkt ‘verdwenen’. Het doet me denken aan de Chinese wijze Lao Zi, die op weg was naar het westen. Als niet iemand hem had overgehaald om, vlak voordat hij over een bergpas zou verdwijnen, zijn (eigenlijk onuitsprekelijke) gedachten op schrift te zetten in de korte spreuken van de Dao De Jing, zouden we er nooit van gehoord hebben …

 

 

Eckhart zelf spreekt als volgt over de voornaamste thema's van zijn prediking: 'Wanneer ik preek, spreek ik gewoonlijk op de eerste plaats over afgescheidenheid: dat een mens leeg moet worden van zichzelf en alle dingen. Op de tweede plaats dat hij opnieuw geboren moet worden in het ene goede en dat is God. Ten derde dat de mens moet weten van de grote adel die God in zijn ziel heeft neergelegd; daardoor kan hij in het wonderbare leven van God komen. Op de vierde plaats spreek ik over de louterheid van Gods natuur – onuitsprekelijk is de zuiverheid van de goddelijke natuur.' (Eckhart, Deutsche Werke II, 528 v., vertaling  Frans Maas, Van God houden als van niemand. Preken van Meester Eckhart,(1e dr.) Haarlem (Gottmer) 1975, p. 12; (3e dr.) Kampen (Kok), 1997, p. 13). (Het boek  van Maas wordt beneden geciteerd als resp. Maas '75 en Maas '97 – Middelhoogduitse teksten van Eckharts preken en tractaten zijn te vinden in: Meister Eckhart Werke I. Herausgegeben und kommentiert von Niklaus Largier [Bibliothek des  Mittelalters Bd. 20, 21], Frankfurt am  Main (Deutscher Klassiker verlag) 1993.  (Hier geciteerd als resp. Largier I en Largier II.)

 

 

 

Vgl. de oude Chinese Zen-tekst Hsin hsin ming, bijvoorbeeld in de Engelse vertaling van Richard Clarke (zie Internet), of de Nederlandse vertaling, aan de hand van meerdere Engelse vertalingen, door Wim Zonjee:  Sengtsan, Oorspronkelijke geest, Amsterdam (Samsara) 2008.

 

 

 

Zie ook boven (niet in dit fragment opgenomen): mijn ervaring met de naburige boor- en klop-geluiden, die geen belemmering bleken te zijn voor de meditatie.

 

 

 

Zie: Bruno Nagel, Het 'zelf' (âtman) als verborgen zin van ons bestaan. Over het gesprek van Yâjnavalkya en Maitreyî (Brhad-Âranyaka Upanishad II,4), in Th.van Velthoven (red.), Zin en zijn. Metafysische beschouwingen over het goede, Baarn 1983, 65-88.

 

 

 

Zie: Bruno Nagel, Toegang tot het zelf. Van de oude Upanishaden tot Shankara, in: Douwe Tiemersma (red.), De vraag naar het zelf-zijn. Symposium 2000. Gouda (Advaita Centrum) 2000, p. 15-35.

 

 

 

Dogen, Shobogenzo  Bendowa (zie The Heart of Dogen's Shobogenzo, translated and annotated by Norman Waddell and Masao Abe, Albany NY (SUNY) 2002, p. 12.)

 

 

 

Wie allergisch is voor 'God-talk', zal hier weinig mee kunnen, maar mist ook een kans om een wat bredere kijk op het gebruik van theïstische taal te krijgen, waarin de transcendentie van God en het goddelijke minder ten koste gaat van hun immanentie.

 

 

 

Preek 2 (vertaling  Maas '75, pr.2, p.38 ; Maas '97, p.40 ; zie ook: Jellema II, pr.9, p.94; Largier I, p.26/8 vv.) Vgl. ook Preek 23 (Maas '75, pr.9, p.71; Maas '97, p.76; Jellema II, pr.3, p.32; Largier I, p.258/20 vv.)

 

 

 

Zie Eckharts commentaar op Exodus 3: 14 in: Meister Eckhart, Lateinische Werke Stuttgart 1936 vv. ,Bd. II.2, p.21 v.

 

 

 

In de traditie van de Griekse kerkvaders spreekt men over een 'rondedans' (perichoresis) om de dynamiek van de verhouding Vader-Zoon-Geest te kenschetsen.

 

 

 

Ik vermoed dat dit handelen (inclusief spreken) 'zonder waarom' ook de kwaliteit uitmaakt van de reactie van de leerling op de koan die hij van zijn leermeester heeft ontvangen.

 

 

 

Zie ook: Bruno Nagel, Ontvankelijk handelen, Zen, Taoïsme en Meister Eckhart, in: Bruno Nagel en Ben Schomakers (red),  Levende aandacht. Opstellen over 'beschouwelijk leven' aangeboden aan Cornelis Verhoeven, Baarn, Ambo, 1993, p. 41-53.

 

 

 

Zie Meister Eckhart, Het boek van de goddelijke troost (boven, noot 2), 1e dr. p. 145v., 148; 3e dr. p. 150, 152 v.

 

 

 

Shizuteru Ueda's dissertatie: Die Gottesgeburt in der Seele und der Durchbruch zur Gottheit. Die mystische Anthropologie Meister Eckharts und ihre Konfrontation mit der Mystik des Zen-Buddhismus, Gütersloh 1965. Ondanks de ondertitel gaat slechts een klein gedeelte van dit boek expliciet over de vergelijking met Zen. –  Een van Ueda's meest uitvoerige discussies over Eckhart in vergelijking met Zen.is: Shizuteru Ueda, Eckhart und Zen am Problem "Freiheit und Sprache". In: Martin Kraatz (Hrsg.), Luther und Shinran – Eckhart und Zen, [Beihefte der Zeitschrift für Religions- und Geistesgeschichte XXXI, Joachim Wach- Vorlesungen der Philipps-Universität Marburg III], Keulen 1989, 21-92 (Engelse vertaling: Freedom and Language in Meister Eckhart and Zen Buddhism. In; The Eastern Buddhist, New series, 23/2 (1990), 18-59 en 24/1 (1991) 52-80.) Verdere informatie over Ueda in: R.Ohashi (Hrsg.), Die Philosophie der Kyôto-Schule, München 1990, 37, 471-502, en 538-540 (bibliografie)

 

 

 

Bruno Nagel, ‘Voorbij een persoonlijke God? Shizuteru Ueda’s Zen-boeddhistische interpretatie van Meester Eckhart’, in: Bert Blans (red.), Stapstenen. Opstellen over spiritualiteit en filosofie aangeboden aan Ilse N. Bulhof, Best 1997, 111-138, Engelse versie: ‘Beyond a Personal God? Shizuteru Ueda’s Zen Buddhist Interpretation of Meister Eckhart’, in: Studies in Interreligious Dialogue 8 (1998) 74-98.

 

pijl links